- taper
- taper [taapee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 slaan (op) ⇒ kloppen (op), tikken (tegen, op)2 branden ⇒ steken3 tikken ⇒ typen♦voorbeelden:1 bateau qui tape • boot die stampt op de golventaper à la porte • aankloppen〈informeel〉 taper à côté • er naast zitten, 't mis hebbentaper dans le ballon • de bal een trap geventaper du pied • met zijn voet stampentaper sur un piano • op een piano rammentaper sur qn. • iemand slaan; 〈figuurlijk; informeel〉op iemand afgeven2 le soleil tape dur • de zon brandt fel¶ 〈informeel〉 ça tape ici • het stinkt hier〈informeel〉 taper dans • pikken uit, zich te goed doen aanII 〈overgankelijk werkwoord〉1 slaan (op) ⇒ 〈informeel〉 een klap, een mep geven2 kloppen ⇒ hameren3 (in)tikken ⇒ (uit)typen4 〈informeel〉geld loskloppen bij ⇒ poffen bij♦voorbeelden:1 taper la porte • de deur dichtslaan2 taper des tapis • kleden (uit)kloppen3 taper qc. à la machine, à l'ordinateur • iets typen, tikken, intikken op de computer4 taper qn. de 100 francs • 100 frank bij iemand lospeuteren¶ 〈informeel〉 voiture qui tape le 160 à l'heure • auto die de 160 per uur haaltIII se taper 〈wederkerend werkwoord〉1 〈vulgair; iemand〉pakken ⇒ versieren2 〈informeel; eten, drinken〉naar binnen slaan3 〈informeel; iets vervelends〉doen4 elkaar slaan♦voorbeelden:3 se taper tout le travail • voor al het werk opdraaien¶ il peut toujours se taper • dat kan hij wel vergetenton histoire, je m'en tape • dat verhaal van jou zal mij een zorg zijnv1) slaan (op), tikken (tegen)2) branden3) (uit)typen4) een klap geven5) hameren6) geld loskloppen (bij)7) dichtmaken
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.